Verantwoording algemeen

Algemeen

VLPA

Een ieder kan het vermoeden uitspreken dat de dood is ingetreden. Alleen een arts kan ook formeel de dood constateren. Een ambulancezorgprofessional voert na de eigen (niet-formele) constatering van het overlijden een aantal taken uit, zoals de afweging of er overtuigd sprake is van een natuurlijk doodsoorzaak of dat er aanwijzingen zijn voor een overlijden met een niet-natuurlijke oorzaak.

Een arts kan na het verrichten van een lijkschouw een formele verklaring van overlijden afgeven wanneer de arts ervan overtuigd zijn dat er sprake is van een natuurlijke dood.
Een overledene dient redelijkerwijs binnen 3 uur nadat de arts is geïnformeerd over het overlijden, geschouwd te zijn. In de periode tussen het overlijden en de komst van de arts geldt in beginsel dat de situatie rond het lichaam niet (of zo min mogelijk) mag worden veranderd. Is sprake van een verwacht en natuurlijk overlijden in een verpleeg- of verzorgingshuis dat plaats vindt tussen 23.00 uur en 07.00 uur, dan mag de arts wachten met schouwen tot uiterlijk om 8.00 uur diezelfde ochtend.

Overtuiging natuurlijke dood, aanwijzing niet-natuurlijke dood

In de wet zijn geen definities opgenomen van de begrippen natuurlijk en niet-natuurlijk overlijden. De handreiking (“Niet-) natuurlijke dood” benoemt een natuurlijke dood als ieder overlijden dat uitsluitend het gevolg is van een (spontane) ziekte. Als het overlijden het directe gevolg is van een complicatie van een zorghandeling, dan is er ook sprake van een natuurlijk overlijden. Bij een complicatie van een zorghandeling gaat het erom dat de context dat de behandeling juist geïndiceerd is, technisch juist uitgevoerd is én juist gedoseerd is. 

Wanneer er géén overtuiging is van een natuurlijke dood, dan is er sprake van een kennelijk niet-natuurlijk overlijden. De overtuiging moet in dit licht gezien worden als een beredeneerde conclusie. Bij een gebeurtenis die rechtstreeks heeft geleid tot de dood, zal doorgaans de overtuiging van natuurlijk overlijden ontbreken. Er is dan een aanwijzing voor een niet-natuurlijke dood. Dit is onder andere het geval bij een verkeersongeval, suïcide, verdrinking, intoxicatie en onjuist (zorg)handelen. 

Géén (directe) overtuiging van een natuurlijke dood betekent overigens niet dat er per definitie sprake is van een calamiteit, zoals bedoel in de Wet kwaliteit klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz), en/of van een strafbaar feit. 

Overlijden minderjarige

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) verplicht bij alle minderjarige overlijdensgevallen de behandelend artsen, alvorens een verklaring van overlijden af te geven, te overleggen met een forensisch arts over de aard en oorzaak van overlijden. Het gaat hierbij om:

  • kinderen die voor hun 18de jaar overlijden;
  • doodgeboren kinderen na zwangerschapsduur van ten minste 24 weken;
  • kinderen die levend zijn geboren bij een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken en tenminste een dag hebben geleefd.

Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen (NODOK) procedure

Met de NODOK-procedure kan in geval van onverwacht en onverklaard overlijden van een minderjarige nader onderzoek naar de doodsoorzaak plaatsvinden indien de ouders dit willen en als de gemeentelijk lijkschouwer hiermee instemt. Dat kan alleen als deze geen aanwijzingen heeft voor een niet-natuurlijk overlijden. Belangrijkste doel van deze procedure is het achterhalen van de doodsoorzaak. De procedure wordt uitgevoerd in één van de zeven NODOK centra: AmsterdamUMC, UMCU, UMCG, RadboudUMC, MUMC, EMC, LUMC. In de situatie dat een kind thuis of in een openbare ruimte is overleden en nog niet vervoerd is naar een ziekenhuis zal in principe het eerste onderzoek door de NODOK-forensisch arts ter plekke plaatsvinden. 

Vervoer overledene

Vervoer van een overledene vindt in principe plaats door de begrafenisondernemer. De situatie ter plaatse kan ertoe leiden dat een ambulance-eenheid een overledene met een natuurlijke doodsoorzaak wil vervoeren naar het thuisadres van de overledene, naar een zorginstelling of het mortuarium. Piëteit voor de overledene, familie, mantelzorgers en/of de omstanders spelen hierbij veelal een rol. Bij een (mogelijk) niet-natuurlijke doodsoorzaak dient de (hulp)officier van Justitie ((h)vOJ) specifiek toestemming voor vervoer te geven, ongeacht welke partij dit vervoer realiseert. Na afgifte van een A-verklaring mag een overledene vervoerd worden met elk vervoermiddel. 

 

Definities

  • A-verklaring: verklaring van arts betreffende natuurlijk overlijden
  • B-verklaring: verklaring van arts betreffende de doodsoorzaak
  • Lijkvinding: er is sprake van lijkvinding als plaats en/of datum van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid zijn vast te stellen. Dit betreft niet het tijdstip. 
  • Plaats delict: op het moment van overlijden is er geen sprake meer van zorgverlening en verandert wanneer de zorgverlener niet overtuigd is van een natuurlijke dood de locatie juridisch-technisch in een plaats delict (PD) totdat een arts een A-verklaring afgeeft. 

Expert opinion

 

Bronnen

V&A

-

Verdieping

-